Begin 2022 deed PricewaterhouseCoopers (PwC) onderzoek naar het proces van controle en selectie van aangiften inkomstenbelasting in 2014-2019.
Reden van het onderzoek
In 2020 hebben wij PwC gevraagd onafhankelijk onderzoek te doen naar het gebruik en de mogelijke gevolgen van de FSV. Zij hebben daarvoor verschillende onderzoeken gedaan. Uit een van de onderzoeken bleek dat bijna 60% van de FSV-registraties te maken had met de manier waarop we aangiften inkomstenbelasting selecteerden voor extra controles. Daarom is aan PwC gevraagd hiernaar nog extra onderzoek te doen. In maart 2022 kwamen zij met het rapport ‘Query’s aan de poort’.
Aanpak
In het onderzoek wordt verschil gemaakt tussen twee fases van selectie: detectie aan de poort en analyse aan de poort. Bij de detectie worden opvallende aangiften bij de automatische controle geselecteerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van geautomatiseerde zoekopdrachten (query’s). Bij de tweede fase, de analyse, wordt de aangifte handmatig gecontroleerd door een medewerker.
PwC heeft deze twee fases van selectie met elkaar vergeleken. Dus de selectie van de query’s werd vergeleken met de beoordeling van de medewerker:
- Wat waren de redenen dat een aangifte werd uitgeworpen bij de automatische controle?
- En wat waren de redenen dat de aangiften daarna door een medewerker werden geselecteerd voor extra controles?
Door deze twee vragen te beantwoorden, kon bepaald worden hoe de aangifte-selectie was gebeurd.
Conclusies
Na onderzoek komt PwC tot een aantal conclusies. De belangrijkste zijn:
- Bij de detectie aan de poort werd er te weinig gecontroleerd op de kwaliteit van het proces. Hierdoor kon niet met zekerheid gezegd worden dat de selectie van de aangiften zorgvuldig gebeurde.
- Afspraken over beslissingen die door de Belastingdienst werden genomen waren niet vastgelegd of opgeslagen. Hierdoor kon niet gecontroleerd worden welke afspraken er waren gemaakt. En of de medewerkers zich ook hielden aan deze afspraken.
- De redenen van de selectie bij de query’s en de analyse aan de poort konden niet altijd gevonden worden. PwC kon dus niet precies laten zien wat er was gebeurd.
- Wel zag PwC daarbij verschillen tussen de query’s en de analyse aan de poort:
- De query’s waren gericht op fiscale redenen van selectie; maar
- een deel van de handleidingen die werden gebruikt bij de beoordeling door de medewerker was soms meer gericht op de kenmerken van de persoon die de aangifte had gedaan. Denk aan de nationaliteit, leeftijd, religie of gegevens over de gezondheid.
- Dit kon volgens PwC betekenen dat twee aangiften met dezelfde fiscale kenmerken geen gelijke kans hadden bij de selectie van aangiften. De ene aangifte kon gezien worden als een hoger risico op fraude dan de andere, terwijl ze dezelfde fiscale kenmerken hadden.
- PwC concludeerde dat de Belastingdienst geen documenten meer heeft die kunnen bewijzen of iets wel of niet is gebeurd. Er kon daarom niet altijd achterhaald worden waarom iemand door de analyse aan de poort werd geselecteerd. PwC kan dan ook niet zeker vaststellen dat de selectie op kenmerken van personen echt is gebeurd.
Het volledige rapport is te vinden op de website van de Rijksoverheid: PwC: Query’s aan de poort.